Ruth 4

Ruth 4: Een zoon voor Ruth en Boaz

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 396-397)

Die dag ging Boaz naar het plein bij de stadspoort. Daar ging hij zitten. Toen kwam de man voorbij die eigenlijk voor Ruth en Noömi moest zorgen. Hoe die man heet, is niet belangrijk. Boaz riep hem, en de man kwam bij Boaz zitten. Boaz haalde er ook nog tien mannen van het stadsbestuur bij.
Iedereen ging zitten. Toen zei Boaz tegen de man die voor Noömi en Ruth moest zorgen: ‘Je weet dat Noömi uit Moab teruggekomen is zonder haar man Elimelech. Elimelech was familie van jou en van mij. Nu wil Noömi het land van Elimelech verkopen. Maar het moet in de familie blijven. Mijn vraag is: Wil jij het kopen?
Als je ja zegt, weet iedereen hier bij de poort dat het van jou is. Jij hebt als eerste het recht om het te kopen. Maar als jij niet wilt, moet je het zeggen. Dan koop ik het.’

‘Ik wil het land wel kopen,’ zei de man. Toen zei Boaz: ‘Als je het land van Noömi koopt, dan is Ruth ook van jou. Ruth is die vrouw uit Moab. Ze was getrouwd met een zoon van Noömi en Elimelech. Als jij en Ruth kinderen krijgen, blijft het land in de familie van Elimelech.’
De man zei: ‘Dat kan ik niet doen. Dan hebben mijn eigen kinderen later niets aan dat land. Koop jij het maar. Ik kan het niet doen.’ En meteen trok die man één van zijn schoenen uit. Want dat deden ze vroeger in Israël, als ze iets wilden kopen of ruilen. Je gaf dan je schoen aan de tegenpartij. En dan was de zaak officieel geregeld.

Boaz zei tegen de mannen van het stadsbestuur en tegen de andere mensen: ‘Jullie zien allemaal wat hier gebeurt. Ik koop van Noömi het land van Elimelech. En ook alles wat van haar zonen geweest is. En Ruth is dan ook van mij. Zij is de vrouw uit Moab die met de zoon van Elimelech getrouwd was. Zij wordt mijn vrouw. Het land blijft op naam van Elimelech staan. Zo zal de naam van Elimelech niet vergeten worden in de familie en in de stad. Vinden jullie dat goed?’

Alle mensen bij de poort zeiden: ‘Ja, dat is goed. We hopen dat de Heer veel kinderen geeft aan je vrouw, net als vroeger aan Rachel en Lea. Door die twee vrouwen is Israël een groot volk geworden. We hopen dat het met jou net zo zal gaan als met Peres, de zoon van Tamar en Juda. Dat je net als hij een grote familie krijgt, samen met Ruth. Dan zul je hier in Betlehem in Efrata een belangrijke man zijn.’

Ruth werd de vrouw van Boaz en ze sliepen met elkaar. De Heer liet Ruth zwanger worden en ze kreeg een zoon.
Toen zeiden de vrouwen van de stad tegen Noömi: ‘Dank de Heer! Hij heeft je vandaag een kleinzoon gegeven die voor je kan zorgen. Later zullen de mensen in Israël zich dit kind nog steeds herinneren. Hij zal weer geluk in je leven brengen en voor je zorgen als je oud bent. Je hebt dit kind gekregen van je schoondochter Ruth. Zij houdt veel van je. En ze is meer waard dan zeven zonen!’
Noömi nam het kind op schoot en ging voor hem zorgen. Toen zeiden de buurvrouwen: ‘Kijk, Noömi heeft een zoon gekregen!’ Ze noemden het kind Obed.

Obed, de zoon van Ruth, werd later de vader van Isaï, en die werd weer de vader van David. Dit zijn de voorouders van David: Peres, Chesron, Ram, Amminadab, Nachson, Salmon, Boaz, Obed, en Isaï, de vader van David.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Intussen gaat Boaz naar de stadspoort.
Als hij de man ziet voorbijkomen
die familieverplichtingen heeft tegenover Ruth, roept hij:
- Hé, kom eens hier en ga zitten!
De man komt en gaat zitten.
Daarop haalt Boaz er tien van de oudsten van de stad bij.
Wanneer ze neerzitten zegt hij
tegen de man die verplichtingen heeft tegenover Ruth:
- Noömi wil het stuk land verkopen dat eigendom was van Elimelek.
Ik vond dat je dit moest weten.
Als je van je recht gebruik wilt maken, doe het dan.
Wil je het niet, zeg het dan,
want na jou heeft niemand nog rechten, behalve ik.
- Ik laat mijn recht gelden.
- Als je de akker koopt, dan koop je ook Ruth,
de weduwe van haar zoon.
Zo kan de naam van de overledene voortbestaan op zijn land.
- Dan zal ik mijn recht niet laten gelden.
Boaz, koop jij die grond maar!
En hij doet zijn sandaal uit.
Dan zegt Boaz tegen de oudsten en al de anderen:
- Hiermee zijn jullie er getuige van dat ik het bezit van Elimelek koop.
Bij deze koop is Ruth ingesloten, de weduwe van een van de zonen.
Ik neem haar als vrouw,
zodat de naam van de overledene kan voortbestaan.
- Wij zijn getuige! roepen het volk in de poort en de oudsten.
Zo wordt Ruth de vrouw van Boaz.
Wat later krijgt ze een zoontje.
- God zij dank, dat je nu een erfgenaam hebt gekregen,
zeggen de vrouwen tegen Noömi,
hij zal je doen herleven en voor je zorgen als je oud bent.
Noömi neemt het kind op haar schoot en verzorgt het.
De buurvrouwen geven het kind een naam.
Zij noemen het: Obed.
Hij wordt de vader van Isaï en de grootvader van David.
Obed, de zoon van Ruth, werd later de vader van Isaï, en die werd weer de vader van David.
Dit zijn zijn voorouders:
Peres, Chesron, Ram, Amminadab, Nachson, Salmon, Boaz.



Stilstaan bij ...

Stadspoort
In de stadspoort werden belangrijke vergaderingen gehouden. Daar werd ook recht gesproken.

Sandaal
Wie sandalen droeg, was een vrij man en had bezit en eigendom.
Oorspronkelijk was het uitdoen van een sandaal het materiële bewijs bij het sluiten van een handelsakkoord.
Dit gebruik om een sandaal uit te doen en te geven aan de andere partij als materieel bewijs bij het sluiten van een akkoord, bestond niet meer toen dit verhaal neergeschreven werd.

Als vrouw aannemen
Zonder kinderen had men geen verzorging in de oude dag en verdween de naam van de familie.
Daarom werd een man verplicht om de vrouw van zijn overleden broer te huwen om zo te zorgen voor de toekomst van de familie.
Het eerste kind uit een dergelijk huwelijk (zwagerhuwelijk) werd beschouwd als het kind van de overledene, zodat de naam van de overledene voortgezet kon worden.

Kind op de schoot nemen
Met dit gebaar adopteert Noömi Obed als haar eigen kind, zodat het kind een echte Judeese moeder krijgt en Noömi een erfgenaam. Daarmee krijgt de doodlopende levensweg van Noömi een nieuw perspectief.

Obed
(= vereerder van God, dienaar / Hij die veel voor een ander doet)
Zoon van Ruth en Boaz.
Volgens de buurvrouwen van zijn oma Noömi is Obed de goede naam voor hem: hij zal voor Noömi zorgen en weer geluk in haar leven brengen. Later wordt Obed de grootvader van koning David.
Obed staat ook in de lijst van voorouders van Jezus. Zijn naam past bij wat Jezus later over zichzelf zegt: ‘Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.’ (Matteüs 20, 28).

Isaï
Zoon van Obed, vader van koning David.
Met deze mededeling wordt Ruth verbonden met het huis van David.

Peres
(= bres)
Zoon van Juda, één van de twaalf zonen van Jakob, en Tamar. Hij wordt de stamvader van de Parzieten genoemd.





Bij de tekst

Stamboom

Een stamboom is in bepaalde culturen heel belangrijk: hij beklemtoont verwantschappen en kan een rol spelen bij huwelijken of erfenissen. Bij priesters en koningen toont zo’n stamboom aan dat ze recht hebben op de functie die ze bekleden.
De stamboom in het boek Ruth, komt ook terug in de geslachtslijst van Jezus, zoals Matteüs die optekende. Hij wilde ermee zeggen dat Jezus de echte Messias (gezalfde / koning) is in de lijn van koning David.



Relatie met het Nieuwe Testament

Matteüs 1, 1-6
Afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.
Abraham was de vader van Isaak, Isaak van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers.
Juda was de vader van Peres en Zerach en Tamar was hun moeder.
Peres was de vader van Chesron, Chesron van Aram,
Aram van Amminadab, Amminadab van Nachson, Nachson van Salmon.
Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder.
Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder.
Obed was de vader van Isaï, Isaï van koning David.
David was de vader van Salomo en de vrouw van Uria was zijn moeder.





Suggesties

EXTRA

Klik hier voor mogelijke inspiratie.